en ruzie met de pastoor
Volgens een oud handschrift, dat een korte beschrijving inhoudt van de adellijke en voorname geslachten in de stad en Meierij van 's-Hertogenbosch, was de familie van Grevenbroeck, die in het begin van de 16e eeuw als bezitters van de heerlijkheid Mierlo optreden een adellijk geslacht, gesproten uit dat van Arckel, hetwelk zijne heerlijkheden in de Meierij had, als Mierlo, Loon op Zand, Helvoirt, enz. ook bezat het vele andere goederen en lenen in de Meierij, onder andere nog in de 16e eeuw een slot te Berlicum.
Het wapen van dit geslacht was volgens die beschrijving: in zilver twee beurtelings gekanteelde dwarsbalken en een van goud en zwart geblokte schildzoom. Deze familie voerde dus niet het typische wapen van de adellijke Meierijse geslachten, dat uit één of meer molenijzers bestond. Die geslachten voerden dit wapen omdat zij — zoals de geschiedschrijver Grammaye beweert — allen tot stamvader hadden de laatsten graaf van Peelland. De Grevenbroeck's hadden het hiervoor beschreven wapen, omdat zij sproten uit het geslacht van Arckel, dat de gekanteelde dwarsbalken tot wapen heeft.
Volgens de genealoog Van Spaan, zou de familie van Grevenbroeck haar stamvader vinden in Robrecht, de bastaardzoon van ridder Robbert van Arckel, die in 1347 in de slag bij Hamont sneuvelde. Deze bastaardzoon Robrecht werd door zijn oom Johan van Arckel, die als prins-bisschop van Luik de overwinning behaalde op de heren van Heinsberg en 't graafschap Looz veroverde, beleend met het goed van Grevenbroeck in genoemd graafschap gelegen. Naar deze bezitting noemde de nieuwe bezitter zich voortaan Robrecht van Grevenbroeck. Deze naam is sedert die tijd door hem zelf en door zijn nakomelingen gevoerd.
De familie Grevenbroeck behoorde in de 15e en 16e eeuw tot de machtigste en voornaamste adel van de Meierij. Volgens meergenoemde genealoog Van Spaan, ontving Robrecht van Grevenbroeck in 1372 een jaargeld van de koning van Frankrijk en leende hij in 1375, terwijl hij burggraaf van Montenaeken was, geld aan de stad Utrecht; had hij in 1394 verschil met de monniken van Marienkroon te Heusden; stichtte hij een gasthuis te Roermond en overleed hij in 1396.
Uit zijn huwelijk met Elizabeth de la Saulx werd o.m. geboren een zoon Jan van Grevenbroeck. Deze werd later heer van Grevenbroeck, Hamont en Lille. Toen zijn vader de grenspalen had doen verwijderen, die Jan van Beieren, prins-bisschop van Luik, als graaf van Looz, had gesteld langs de woeste gronden, over wier grensscheiding de bewoners van Achel, Lille, St. Hubert en Neerpelt met elkaar twist hadden, liet genoemde prins-bisschop het kasteel van Grevenbroeck belegeren. Het kasteel werd verdedigd door Johan van Grevenbroeck, die weldra genoodzaakt was het over te geven. Eén van de vredesvoorwaarden was, dat Jan van Grevenbroeck en zijn erven ten eeuwigen dage de heerlijkheid Grevenbroeck in leen zouden houden van de graven van Looz, met uitsluiting van zijn vader Robrecht. Laatstgenoemde is daarop 21 mei 1401 door bisschop Jan van Beieren van zijn rechten op Grevenbroeck vervallen verklaard en zijn zoon Johan daarover in de plaats gesteld. Deze huwde, zoals we aan het slot van ons vorig artikel meldden, met Elizabeth Dickbier, de dochter van Jan Dickbier, heer van Mierlo en van Johanna, de erfdochter van het graafschap Megen.
Hoe de heerlijkheid Mierlo in de tweede helft van de 15e eeuw en in de eerste jaren van de 16e eeuw van eigenaar verwisselde, is niet erg duidelijk. Volgens het leenregister van Brabant werd 8 augustus 1518 met Mierlo beleend Raes (of Erasmus) van Grevenbroeck, die deze heerlijkheid gekocht had van Eustaes van Boussies en Karel van Rubempré als momboirs van Eustaes van Rubempré. De heerlijkheid Mierlo werd toen omschreven als: "Huys, dorp en heerlijkheid van Mierlo, met de gemeynten, twee hoeven, molen, gruiten, chynsen, waranden, visscheryen, corweden en houtschat".
Raes van Grevenbroeck bleef ongehuwd, doch had enkele kinderen, voor wie hij bij testament van 29 september 1532 enkele schikkingen trof. Zo beleende hij zijn zoon Bonaventura met het schoutambt van Mierlo, een andere zoon kreeg de vorsterij.
(zie testament als bijlage).
Van Bonaventura en diens halfbroeder Dominicus van Grevenbroeck is een geschiedenis bewaard, waaruit blijkt, dat deze jonkers alles behalve echte edelmannen waren. Het betreft een geschil tussen de kasteel- en pastoriebewoners dat in het jaar 1529 zijn hoogtepunt bereikte.Voor een jaar of vijf terug vertelde ik deze geschiedenis in een schoolcourant ongeveer op de volgende manier:
Nog diezelfde dag zette de pastoor zich tot het schrijven van een brief aan de keizer. Breedvoerig verhaalde hij daarin, wat er gebeurd was. Hij vreesde het ergste en schreef daarom, dat hij genoodzaakt zou zijn uit Mierlo te vertrekken, tenzij de keizer hem en zijn pastorie in bijzondere bescherming wilde nemen. Met een speciale bode werd de brief naar Brussel gebracht. Zou de keizer aan de klacht van de pastoor enige aandacht schenken? Een paar weken van angstige spanning gingen voorbij. De kasteelbewoners waren nog niet van zins met de pastoor vrede te sluiten. Op zekere dag waren de beide jonkers opnieuw, van enkele ruiters vergezeld, te paard de pastoriepoort binnengereden. Eén hunner liet zich in zijn drift zover gaan, dat hij de pastoor met zijn degen zou doorstoken hebben, als een van de ruiters dit niet belet had.
In het midden van de maand juni 1529 kwam er een einde aan de angstige tijd, die pastoor Moens had meegemaakt. Met belangstelling had de keizer kennis genomen van het verzoek van de pastoor. In een zogenaamde „Open brief", beval hij aan alle gerechtsdienaars alle onrecht te beletten en de huizen en goederen van de pastoor van Mierlo onder de bijzondere hoede te stellen van de keizer.
Ten teken, dat de woning van de pastoor voortaan stond onder sauvegarde des keizers deed de bode een geschilderd bord met het keizerlijke wapen boven de voorpoort van de pastorie ophangen. Verder meldt de geschiedenis ons over deze onverkwikkelijke ruzie niets.
Volgende keer gaan we met de geschiedenis van de kasteelbewoners verder.
naar de editie van De Zuid-Willemsvaart