Mierlo mag er op roemen, de geboorteplaats te zijn van twee kerkvorsten, twee bisschoppen, waarvan één zelfs tot de naaste medewerkers van de Paus, tot kardinaal, verheven werd.
Kardinaal Willem van Enckevoirt is de enige Nederlander geweest, die tot deze hoge waardigheid geroepen werd, vóór dat hij in de twintigste eeuw in Kardinaal Van Rossum zijn opvolger als Nederlands kardinaal kon begroeten.
Kardinaal van Enckevoirt werd geboren omstreeks het jaar 1464. Volgens overlevering zou het geboortehuis gestaan hebben in het gehucht Berenbroeck. Sommigen beweren, dat hij uit een oud adellijk geslacht geboren werd, doch meer waarschijnlijk is, dat zijn vader een ferme, welgestelde boer geweest is, die er een eer in stelde zijn zoon voor priester te laten studeren. In die dagen, toen er nog geen speciale seminaria bestonden, bracht zo'n studie zeer veel bezwaren en moeilijkheden mee. Zijn eerste leertijd bracht Willem door op de fratersschool van de Broeders des gemenen Levens te 's-Hertogenbosch. Evenals zovele anderen, ging onze Mierlose student daarna naar de Universiteit van Leuven. Eén van zijn professoren was daar Adriaan van Utrecht, de latere Paus, met wie hij toen reeds een hechte vriendschap sloot. Na enige jaren zette van Enckevoirt in Rome zijn studies voort. Daar werd hij ook wellicht priester gewijd. Van zijn allereerste priesterlijke werkzaamheden is niet veel bekend.
In 1497 komt hij in onze geschiedenis voor als pauselijk hofbeambte; na enige jaren was hij pauselijk kamerheer en schrijver of, zoals wij nu zouden zeggen, notaris. Hij was zaakgelastigde bij de H. Stoel voor Hertog Philips van Bourgondië en later voor Karel V. Daardoor kreeg hij veel invloed bij de hogere bestuurders van de Kerk. Dat zal er wellicht heel wat toe hebben bijgedragen, dat zijn landgenoot en vriend op 9 januari 1522 als Adriaan VI op de pauselijke troon geroepen werd. De nieuwe paus schonk hem weldra voorname ambten, waardoor die hem altijd in zijn naaste omgeving kon houden, zodat van Enckevoirt hem steeds met zijn raad en voorlichting kon ten dienste staan. Tijdgenoten prezen van Enckevoirt als "de helft van Adriaan's hart en ziel". Deze noemde hem zelfs meermalen zijn "ouden en besten vriend". Toen de paus zijn einde voelde naderen, riep hij voor het laatst de kardinalen bij zich, om hun mee te delen, dat hij van Enckevoirt tot kardinaal wilde benoemen. Niet al de kardinalen waren daarmee ingenomen, maar nochtans zette de paus zijn plan door en vier dagen vóór zijn dood, bracht hij dit besluit ten uitvoer. Van Enckevoirt is de enige kardinaal geweest, die de paus in zijn kort pontificiaat benoemd heeft.
Bij een oproer te Rome in 1527 werd van Enckevoirt's paleis geplunderd en gebrandschat op een waarde van 150.000 ducaten. Dat was wel een hele zware slag voor de kerkvorst, maar toch hield hij nog ruime inkomsten over. Want, zoals het in die dagen meer ging, de hoge geestelijken hadden verschillende eervolle betrekkingen, waaraan grote inkomsten verbonden waren en die zij door plaatsvervangers lieten waarnemen. Zo genoot van Enckevoirt behalve zijn inkomsten uit de betrekkingen aan het pauselijk hof, de opbrengsten van ruim 20 beneficies in en bij de Nederlanden. Hij was o.a. aartspriester van Kempeniand, proost van Oudmunster te Utrecht, proost van Tongeren en van St. Rombout te Mechelen, deken van St. Jan te 's-Hertogenbosch en kanunnik in de O. L. Vrouwe kerk te Antwerpen. Bovendien werd hem de opengevallen bisschopszetel van Utrecht in 1529 aangeboden. Maar evenmin als het bisdom Tortosa bestuurde hij dit zelf.
Die rijke en overvloedige inkomsten gebruikte de kardinaal voor een groot deel voor goede werken te doen. Want voor zich zelf had hij het niet nodig; hij leefde altijd hoogst eenvoudig. Over een van zijn meest bekende stichtingen, het Apostelhuis te Mierlo-Hout vertel ik later nog wel eens. Van Enckevoirt stierf in 1534 te Rome en werd er in één van de vele kerken begraven.
Over Willem Kardinaal van Enckevoirt kun je meer lezen op deze pagina op de site van HKMyerle.
*
De roep daarover ging zelfs ver over de grenzen van het land. Meermalen werd hij door de bisschop van Utrecht uitgenodigd bij feestelijke gelegenheden in de Dom te prediken. Toen in 1558 het generaal kapittel van de Dominicanen gehouden werd, was pater van Mierlo de afgevaardigde daarheen voor de Nederlandse provincie. Bij die gelegenheid werd hij door de Generaal der Orde gepromoveerd tot doctor in de theologie. Bij dit bezoek aan Rome leerde pater van Mierlo kardinaal Michele Ghislieri kennen, met wie hij zeer bevriend werd. Als Paus Pius V zou deze 'kardinaal later de Stoel van Petrus beklimmen.
Kort na zijn terugkeer in de Nederlanden werd van Mierlo tot provinciaal van de Nederlandse Dominicanerorde gekozen. Tien jaren lang zou hij dit hoge ambt bekleden. Zoals men zich uit de geschiedenislessen op de school mogelijk nog herinneren zal, slaagde Koning Filips II erin in 1559 in de Nederlanden een aantal nieuwe bisdommen opgericht te krijgen. Grote moeilijkheden deden zich daarbij voor, zodat het zelfs niet mogelijk bleek om in alle nieuwe bisdommen een bisschop geplaatst te krijgen. Ook bleek het niet altijd even gemakkelijk om in die moeilijke en veelbewogen tijden de meest geschikte persoon voor zo'n hoogst verantwoordelijke post te vinden. Dat bleek bijv. in het bisdom Haarlem, waar de eerste keus van een bisschop niet tot de gelukkigste mag gerekend worden.
Door de landvoogdes Margaretha van Parma werd bij de oprichting van de nieuwe bisdommen de aandacht van de koning op van Mierlo gevestigd voor de bezetting van de bisschoppelijke zetel van Gent. Een ander werd er echter benoemd. Toen in 1569 Nicolaas van Nieuwland als bisschop van Haarlem moest aftreden, werd van Mierlo als zijn opvolger aangewezen. Tegelijk werd hij abt van Egmond. Deze twee waardigheden vielen steeds samen. Uit het inkomen van de abt moest de bisschop bestaan. Door bisschop Franciscus Sonmus, de vroegere bisschop van 's-Hertogenbosch, maar toen bisschop van Antwerpen, werd van Mierlo op 11 februari 1571 in de St. Pauluskerk van die stad tot bisschop gewijd.
Heel wat moeilijkheden en misstanden had de nieuwe kerkvorst uit de weg te ruimen en vele daarvan wist hij door zijn grote wilskracht ook te boven te komen. Maar door de troebelen van 1572 werd plotseling aan het werk van de ijverige bisschop een einde gemaakt. Op 3 juli 1572 koos Haarlem, evenals zoveel andere steden in Holland, de zijde van de Prins van Oranje, onder voorwaarde, dat priesters en kloosterlingen met rust zouden gelaten worden. Dat werd beloofd, doch drie dagen later werden alle kerken en kloosters van de stad geplunderd en de bisschop genoodzaakt de vlucht te nemen naar de Zuidelijke Nederlanden. De zes volgende jaren zijn de meest kommervolle jaren van zijn leven geweest. Ondanks al zijn werken en moedig trotseren van gevaren, verloor hij in zijn bisdom alle macht en zag hij alle kerken geplunderd en door de Geuzen in bezit genomen.
Ternauwernood ontkwam de bisschop in september 1578 aan de handen van de soldaten, toen deze zijn kathedraal te Haarlem binnendrongen. Als veehandelaar verkleed wist de kerkvorst de stad te ontvluchten. Nooit keerde hij er nadien nog terug. Te voet ging de vluchteling naar Amsterdam en vandaar over Utrecht naar Bonn en Munster. Spoedig daarna maakte hij een reis naar Rome. In 1582 werd van Mierlo aangesteld als wij-bisschop van Munster met een inkomen van 100 goudgulden ’s jaars. Dat was geen vorstelijk inkomen. De bisschop woonde heel eenvoudig samen met een anderen pater, die prediker was in de Dom en beschikte slechts over één enkel kamertje, dat nauwelijks beschutting bood tegen regen en kou. Jarenlang leefde de bisschop als "balling ’s lands". Maar toch zou hij niet als balling sterven. Op 30 januari 1587 kwam Deventer weer in handen van de Spanjaarden. Op verzoek van Parma kwam van Mierlo naar die stad om er de ontredderde en onteerde kerken en kapellen opnieuw te consacreren. Een paar maanden later viel hij als slachtoffer van de pest. Zijn lijk werd in een gemetseld graf in de St. Lebuinuskerk bijgezet.
naar de editie van De Zuid-Willemsvaart