Wij vinden van Mierlo al melding gemaakt in de eerste helft van de 13e eeuw. Uit de oorkonde, die daarvan over is, blijkt, dat in het jaar 1236, dus slechts een paar jaren nadat bij Helmond de abdij van Binderen werd gesticht en Helmond nog zo goed als niet in de historie wordt vermeld, er toen reeds een parochie Mierlo was, waarover een pastoor was aangesteld. (zoals in de derde aflevering van deze reeks wordt toegelicht is dit jaartal onjuist en moet dat 1263 zijn.)
In genoemd jaar nu ontstond er een geschil over sommige smaltienden en novaaltienden van enige woningen in de parochie tussen Hendrik, de pastoor van Mierlo en het klooster van Binderen. Ridder Hendrik, de heer van het dorp en beschermheer van de Mierlose kerk, bezat van ouds de smaltienden van bedoelde woningen. Dit recht om van de opbrengst van de tuingewassen een gedeelte (oorspronkelijk een tiende gedeelte) voor zich op te eisen, had hij of zijn voorzaten waarschijnlijk voorbehouden toen hij (of zij) van hun gronden een gedeelte aan hun onderzaten afstond(en). Dit recht nu had ridder Hendrik voor een ruim veertig jaar terug geschonken aan de abdij van Binderen. De novaaltienden waren van geheel andere oorsprong. Werd binnen het gebied van een bepaalde parochie een nieuwe kerk gesticht en wel op gronden die pas in cultuur gebracht waren, dan werden deze gronden belast met novaaltienden ten behoeve van de nieuwe kerk, zo genoemd in tegenstelling met de oude tienden, die op reeds vroeger in cultuur gebrachte percelen rustten.
Het is te begrijpen, dat er gemakkelijk kwesties konden rijzen over de betaling van deze verschillende belastingen, als die alle uit een bepaald bedrijf of woning en aan verschillende tiendheffers moesten betaald worden.
Zo'n geschil nu was blijkbaar ook gerezen tussen de beide tiendheffers en nu werd bij bovengenoemde akte dit geschil geregeld, waarbij een voornaam geestelijke, genaamd Renier; de scholaster van Tongeren en kanunnik van St. Oedenrode, als scheidsrechter door beide partijen was geroepen.
(Een scholaster (Latijn: scholasticus) was een leraar of hoofd van een middeleeuwse kathedraalschool of kapittelschool. Vaak was de scholaster ook de enige leraar die er les gaf. Een kanunnik is een wereldlijk lid van een kloosterorde die deel uitmaakt van een kathedrale kerk.)
*
Van de eerstvolgende halve eeuw is, zover wij weten, geen enkel document bewaard geworden. Uit de akte van 27 juli 1292, waarbij de grenzen van Mierlo worden bepaald, lezen wij, dat Mierlo op het einde van de 13e eeuw was een eigen goed, een zogenaamd allodium, dat dus niet een leengoed was van de hertog van Brabant. De eigenaars van dit goed hadden voor hun onderdanen een kerk gebouwd, waarvoor zij het recht hadden een pastoor naar hun keuze ter benoeming voor te dragen. Voor zijn onderhoud hadden de bezitters de tienden op hun goederen toegewezen. De pastoor, Hendrik genaamd, die in 1263 pastoor was te Mierlo, was blijkens het wapen in zijn zegel, een zoon van de grondeigenaar.
De heer van Mierlo op het einde van de 13e eeuw was Hendrik Dickbier. Deze verzocht de Hertog Jan I van Brabant om met wederzijds goedvinden de grenzen tussen beider bezit te regelen en vast te stellen. Hiertoe werden tien „goede en geloofwaardige mannen" aangewezen, die daar ter plaatse goed bekend waren. Zij moesten naar beste weten vertellen, hoe ver ieders grondgebied reikte. Waar dit niet door een bepaald vast punt kon werden aangeduid, zetten zij een grenspaal of enig ander herkenningsteken. Met de vaststelling van de grenzen door deze tien vertrouwensmannen gingen beide partijen akkoord en zo werden dan op bovengenoemde datum de grenzen van Mierlo schriftelijk en officieel vastgelegd, zoals die tot op de dag van vandaag zijn gebleven.
Wij achten deze akte van grondscheiding van genoeg belang om die hier in haar geheel tussen te lassen. (In de tekst wordt veelvuldig het begrip ‘stede’ gebruikt, deze term was toen heel gangbaar voor een hoeve of grote boerderij, vergelijk: boerenhofstede wat in hoog Nederlands nog wel gebruikt wordt.)
Bovenbedoelde tien „gezworenen" verklaren dan:
(In deze bijlage staat de volledige tekst van deze akte inclusief de namen van de 10 vertrouwensmannen, zoals gepubliceerd in het geschiedkundige tijdschrift Taxandria in 1894.)
Voor liefhebbers van Mierlo’s geschiedenis, die ter plaatse goed georiënteerd zijn, is het een zeer interessante opgave, om eens na te gaan, welke van deze oude namen, in dit stuk genoemd, nog bekend zijn en hoe deze namen in de loop der eeuwen zijn veranderd.
naar de editie van De Zuid-Willemsvaart