Terug naar de startpagina. Oude Raadhuis met torentje en bordes uit 1806. werd als raadhuis tot 1963 en sinds 1990 gebruikt als huisvesting voor de Heemkundekring en VVV. Heilige Luciakerk, neogotische kerk uit 1859 gebouwd door H.J. van Tulder. Brits militaire begraafplaats en laatste rustplaats voor 665 Britse 
		militairen Televisietoren Mierlo is een 105 meter hoge zendmast uit 1957. Kasteelboerderij aan de Kasteelweg uit omstreeks 1700 behoorde oorspronkelijk
 bij Kasteel Mierlo. De huidige standerdmolen zou gebouwd zijn in 1640 en stond op het hei-eind. In 1858-1860 werd de molen overgeplaatst naar de dorpskern van Mierlo. Patronaatsgebouw uit 1914, het familiewapen bevindt zich boven de ingang.
        Kasteel Myerle, informatie Lettertype verkleinen    Lettertype herstellen     Lettertype vergroten    
Pater Frans van Vlerken.
(de foto's van Van Vlerken bij dit artikel zijn
achteraf automatisch ingekleurd. Als je op de
afbeelding klikt, krijg je de originele foto.)

 

Pater Frans van Vlerken 

16 jan 1884 - 26 dec 1952

Missionaris in de orde van het Onbevlekt hart van Maria,

Missionaris van de congregatie van Scheut-Sparrendaal,

Scheutist


Samenstelling gezin van Vlerken.
(overzicht afkomstig uit Webtrees, klik voor vergroting).

Op 16 januari 1884 werd in Mierlo-Hout Franciscus Joannes van Vlerken geboren. Hij was het 9e kind uit het gezin van Petrus en Anna van Vlerken-van Woensel dat uiteindelijk 10 kinderen zou krijgen. Het gezin van Vlerken was een traditioneel zeer gelovig katholiek gezin, het is dan ook geen wonder dat uit dat gezin verschillende religieuzen zijn voortgekomen. Naast Frans zijn ook nog 3 van zijn zussen (Petronella, Johanna en Francisca) ingetreden in een kloosterorde. Hiernaast zie je een overzicht van het gezin Van Vlerken. Eind van de 19e eeuw was de tijd van zandwegen en paardenkarren, turf en wasteilen, gaslampen en bidprentjes, armoede en hard werken, het was een tijd waarin mannen en vrouwen op hun 50ste eigenlijk al bejaard waren. De tijd van grote gezinnen en eenvoudig eten, kortom een heel andere tijd dan die van tegenwoordig. Mierlo-Hout was een kern die net in ontwikkeling was, de parochiekerk moest nog gebouwd worden. Frans werd geboren in deze tijd waarin de verandering langzaam ging maar wel heel goed zichtbaar was. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij die verandering ook voor andere gebieden voor zich zag.

De opleiding

Nadat hij de lagere school, de jongensschool aan de Hoofdstraat in Mierlo-Hout, had bezocht was Frans er van overtuigd dat hij Pater wilde worden. Het liefste zou hij naar de Missie gaan om daar de ‘Heidenen” te gaan onderwijzen. Hij ging daarom naar het opvoedingsinternaat “Huize Ruwenberg” in Sint Michielsgestel. Het voornaamste doel van deze school was, om jongens boven de zeven en beneden de twaalf jaar door een godsdienstige opvoeding en het onderricht in de Nederlandse en Franse taal voor te bereiden op de studie der Humaniora op het klein seminarie.

Sparrendaal in Vught
Huize Sparrendaal in Vught foto 1901
Aldus geschiedde en Frans ging verder op het bisschoppelijk seminarie van Sparrendaal in Vught. Dit seminarie werd geleid door de Paters van de Congregatie van Scheut. Dit is een Belgische congregatie die zich specifiek toelegde op de missie met name in China, Congo en de Filipijnen. Je kunt hier wat meer over hen lezen.

De studie humaniora en filosofie zouden hem later in zijn missiegebied goed van pas komen. Volgens het Groot Woordenboek der Nederlandsche taal (Van Dale) uit 1898 betekend humaniora: “de studiën die iemand tot mensch vormen, inzake als benaming voor de studie der classieke talen en letterkunde”. Een beetje vergelijkbaar met het burgerlijke gymnasium. Na de opleiding aan het klein seminarie vervolgde Frans zijn opleiding tot priester aan het groot seminarie.

Missionaris van Scheut

Pater Frans van Vlerken, als jonge priester.
Tijdens zijn opleiding heeft Frans ongetwijfeld meegekregen wat er in het missiegebied van de Missionarissen van Scheut in China gebeurde. Aan het einde van de 19e eeuw was er sprake van de zogenaamde Bokser-opstand die aan veel Chinese katholieken en zeker 500 Europese missiepaters en missiezusters het leven heeft gekost. Onder hen waren Bisschop Ferdinand Hamer uit Nijmegen, maar ook pater Gisbert Jaspers uit Geldrop. Hij was de zoon van dokter Jaspers die in 1900 geneesheer, heel- en verloskundige was voor Mierlo. Je kunt hier meer lezen over pater Jaspers. In hoeverre de geschiedenis van Pater Jaspers de keuze van Frans van Vlerken beïnvloed heeft weten we niet,

maar we weten wel dat hij op 7 september 1905 intrad bij de Congregatie van Scheut.
In 1909 werd hij op 29 september in Leuven tot priester gewijd. Een week later op 3 oktober droeg Frans in Mierlo-Hout onder grote belangstelling van familie en dorpsbewoners zijn eerste Heilige Mis op. Het was een bijzondere gebeurtenis want hij was de eerste neomist in de zelfstandige parochie van Mierlo-Hout. Op het gedachtenisprentje dat bij deze gelegenheid werd verstrekt is een tekst uit het bijbelboek Genesis te lezen:"Trek uit uw land en uit uw maagdschap en uit het huis uws vaders en komt naar het land, dat Ik u toonen zal."

Na zijn priesterwijding bleef hij nog twee jaar op Sparrendaal om als docent filosofie te doceren aan het seminarie. Daarna vertrok hij - conform de oproep op het prentje - naar de missie in China.

Missiewerk als jongensdroom

26 augustus 2011, Zuid-Willemsvaart
De jeugdwens van Frans om naar de missie te gaan was hij dus niet vergeten. Op 3 september 1911 hield hij in de Sint Luciakerk zijn afscheidspredicatie en werd er een collecte ten behoeve van zijn toekomstige missie gehouden, die ruim f 100,- opbracht. Op 7 september 1911 vertrok hij uit Mierlo-Hout op weg naar zijn missiegebied in Ortos (zuid-west Mongolië). Om 12.30 uur luidden de kerkklokken en familie en parochianen zwaaiden hem uit toen hij op de tram naar Eindhoven stapte. De reis was begonnen.

De eerste reis naar Mongolië

Missionarissen van Scheut voor China en de Philipijnen 1911
met op de achterste rij links Frans van Vlerken.
Frans reisde via Scheut, waar hij nog een dag bleef in het Missiehuis, naar Brussel. Vandaar vertrok hij met enkele andere missionarissen via Berlijn naar Rusland. Ze reisden daarna verder met de Trans-Siberiëexpress. De reis verliep in eerste instantie erg voorspoedig. In een brief die Frans daarover later schreef lezen we dat hij tot zijn reisgenoten sprak: " Mannen, wat is het toch jammer, dat we nog geen avonturen beleefd hebben. Nu zijn we reeds Irkoutsk voorbij, meer dan de helft van den weg hebben we reeds afgelegd, en niets belangwekkends heb ik naar mijne familie kunnen schrijven." Maar dat zou niet zolang meer duren, want in de nacht van 20 op 21 september 1911 schrokken ze wakker van een hevige schok waarbij de lampen door de wagon vlogen. Ze hadden snel door wat er gebeurd was, de treis was ontspoord. Enkele wagons zijn van de rails geraakt en losgeschoten van de locomotief. De machinist heeft er blijkbaar niet zoveel van gemerkt, want de locomotief met kolenwagen is gewoon doorgereden. Ze wilden wel naar buiten gaan, maar hebben dat op aanraden van meer ervaren reizigers op het traject toch maar niet gedaan. Die wisten te vertellen dat rovers de tactiek van het laten ontsporen van de trein nog wel eens toepasten om de passagiers te beroven. Nadat ze zich ervan vergewist hebben dat er geen sprake is van een overval hebben ze de trein verlaten en vuren aangelegd naast de rails.
Route en aftakkingen Trans-Siberiëexpress.
De stad Tsjika zo'n 800 km voorbij Irkoetsk aan de oostkant van het Baikalmeer, was het dichtsbijgelegen en vandaar uit kwam de volgende dag een ploeg werkvolk om de trein weer gangbaar te maken. De wagon waarin de paters zaten was met nog een andere wagon zo zwaar beschadigd dat die achter bleven. De reis werd voortgezet in een Russische 1e klas wagon, maar die beviel de paters slecht. De wagon-lits die ze hiervoor hadden was aanzienlijk bekwamer. Toen ze in de Chinese stad Harbin aankwamen, werd er weer een fatsoenlijke reiswagen aan de trein gekoppeld. Daar hadden de paters wel oren naar, maar ze waren niet alleen. De tweede wagon die na de ontsporing was achtergebleven was er één met een Engels gezelschap dat eerste klas reisde. Die dachten recht te hebben op de tweede klas wagon-lits in Harbin en hadden voor de voorzichtigheid enkele Russische beambten op de trein maar vast omgekocht.
De bisschoppelijke verblijfplaats in Ortos waar Frans de eerste tijd doorbracht.
Dat de paters gewiekst waren blijkt wel uit het verhaal van Frans van Vlerken, want door snel handelen en logisch redeneren hebben ze de Engelsen en Russen afgetroefd. De paters stelden namelijk: "Indien ge een kaartje eerste klas hebt, moet gij een coupé eerste klas eischen, wij hebben tweede klas, dit is een coupé tweede klas en wij zijn de gelukkigen, die dezen wagen hebben." En zo geschiedde. De paters reisden verder in de (luxe) wagon-lits tweede klas en de Engelsen in de Russchische eerste klas wagon die van weinig comfort was voorzien. En zo reisde het gezelschap verder naar de plaats Eul-cheu-seu-kíng-ti. Dit was de plaats waar het bisschoppelijk paleis van Ortos was gevestigd en waar de nieuwe missionarissen altijd werden ontvangen. Daar zou Frans enige tijd blijven om de taal en de gewoontes te leren alvorens hij naar zijn eigen post zou mogen vertrekken. Wel maakt hij zich wat zorgen over zijn bagage die afzonderlijk werd vervoerd. De ongeregeldheden in Ortos die gepaard gaan met veel plunderingen nemen toe. Maar gelukkig komen in november de karren met de kisten aan. Er ontbrak er geen.

De eerste tijd in zijn missiegebied

Troebele tijden beleven wij hier. Op mijn verjaardag, 16 januari, begon hier de opstand: in den vroegen morgen hoorden wij het kanongebulder - wie had dat ooit kunnen denken dat de morgen van mijn 28sten verjaardag met kanongebulder zou begroet worden? - Zo begint een van de brieven die Frans naar zijn thuisfront en het missiehuis schrijft. In deze brief schrijft hij ook dat de verschillende groepen die tegen elkaar strijden in Ortos niet te vertrouwen zijn, hij beschrijft ze als ware rovers. Frans is niet van plan bij de pakken te gaan neerzitten. Hij berust in het lot zoals dat voor hem beschikt is, maar niet zo maar. Hij schrijft: "Enfin we zullen de gebeurtenissen maar afwacht. Dien God bewaart, is wel bewaard, en wil Hij het eerste jaar reeds mijn leven, zijn H. Wil geschiedde, met bereidwilligheid sta ik het af. Alleen dit verzeker ik u, dat zij het niet goedkoop zullen krijgen al er tenminste eenige kans is." Frans wordt ook geconfronteerd met de wreedheid die de Chinezen jegens elkaar en de Mongolen ten toon spreiden. Anderzijds ziet hij ook dat bepaalde opstandelingen groepen de christenen wel ter wille zijn. Als sprekend voorbeeld beschrijft hij dat een bepaalde groep (de Ka-ming-tangs) de stad binnengingen waar bisschop Ferdinand Hamer in 1900 gemarteld en vermoord is. Zij bestraffen daar een van de hoofden voor het aandeel dat ze hadden in het leed dat de katholieken in het algemeen en bisschop Hamer in het bijzonder in 1900 is aangedaan. Het is niet allemaal kommer en kwel. Hij schrijft ook over mooie dingen die hem overkomen. Zo treft hij op enig moment pater Verstappen uit Stiphout zodat ze gezellig kunnen bijpraten over het mooie stukje Brabant waar ze vandaan komen. Pater van Vlerken is ook begonnen met de studie van de Chinese taal. Dat is wel veel werk, want hij vind de taal maar moeilijk aan te leren, vooral het geschrevene. Hij eindigt zijn brief met de opmerking dat China thans zijn vaderland is.

Een reis door Ortos

Bij zijn training in China zit naast het leren van de taal en cultuur ook het bekijken van het landschap van Ortos. Frans schrijft een verslag van een trektocht door Ortos die hij met enkele confreres maakt. Ortos is niet fraai volgens de pater. Het kan niet tippen aan het Brabantse landschap, zo mag blijken uit het volgende citaat. "Dagen en dagen lang rijdt gij door hetzelfde plein nu eens bebouwd dan weer zandig, doch verderop overgaand in een onmetelijke grasvlakte. Waan niet, dat gij hier de malsche weilanden van Holland te aanschouwen krijgt met hun heerlijk frisch groen en duizenden bloempjes, die aan de borst van den wandelaar een zucht van verrassing ontrukken. Neen, zoover het oog reikt ontwaart gij niets dan kleurlooze hoog-opgeschoten grashalmen, die in schoonheid bij lange niet kunnen vergeleken worden met de onmetelijke Noord-Brabantsche heidevlakten, waarop het nijvere bijtje zoemt en de eeuwig groen den tot ernst en nadenken stemt." Na de steppeachtige grasvlakte komt er een droog gebied met veel zandverstuivingen en zandheuvels die volgens de pater zich met hoge regelmaat verplaatsen. En naast die zandvlakte beschrijft hij ook de bergen die ten noorden van de bisschoppelijke residentie liggen. Het is een vrijwel onbegaanbaar gebied en als de paters het gebied toch ingaan, dan wordt het een ware klauterpartij die in eerste instantie nog wel aangenaam is vanwege de verrassingen en bijzonderheden die ze zien, maar als ze dan weer terug gaan, valt het zwaar tegen. Het ontlokt hem de uitspraak: "Bergen gegroet en voor eeuwig gedaan." Frans besluit zich maar op de vlakte te houden.
De onder- en bovengrondse woningen die Frans in Ortos zag.
Het klimaat in Ortos vindt pater van Vlerken zeer gezond. De temperatuur verschillen zijn wel erg groot tot 38 graden onder nul in de winter en in de zomer kan het zomaar klimmen tot 40 graden boven nul. Wat hem erg opvalt is dat de temperatuur op de dag zo sterk verschilt. Hij schrijft: "Gedurende den loop van den dag verandert de temperatuur soms zoo zeer dat men 's morgen en 's avonds dikke winterkleeren moet aantrekken en gedurende den dag door de warmte gekweld wordt." Toch is het zeker niet allemaal kommer en kwel in zijn nieuwe vaderland. Van half juni tot begin oktober is het groeiseizoen. Frans geniet dan van de bonte kleurschakering van de vruchten en gewassen, de golvende graanvelden en duizenden geuren.
De huisvesting van de bevolking is volgens de pater allerellendigst. De Mongolen wonen in tenten en de Chinezen in lage, soms ondergrondse, huizen van gestampte aarde. Slechts de rijke boeren kunnen het zich veroorloven een enigzins nette woning te bouwen.
De opleiding van pater van Vlerken verloopt voorspoedig en hij zal dan ook vrij snel klaar zijn om een eigen missiepost te gaan betrekken.

De eerste missiepost

Pater Frans van Vlerken, als jonge missionaris.
Na ongeveer één jaar vorming in Eul-cheu-seu-kíng-ti is pater van Vlerken zover dat hij uitgezonden kan worden naar een eigen missiepost. Hij wordt benoemd tot pastoor van de stad Ping lo in het gebied Si tchen, met als opdracht: ten eerste in de stad een school te realiseren die kan concureren met de staatsscholen, ten tweede de christenen die tijdens de laatste opstand verspreid of afvallig zijn geworden weer bijeen te trommelen en ten derde propaganda maken voor het christelijke geloof en nieuwe kerkleden te dopen. Dit bevalt Frans wel want hij schrijft hierover: "Schoon programma voorwaar, wel geschikt een jeugdig missionaris het hart van vreugde te doen kloppen. Met goeden moed trok ik er op af." Niet alleen over de opdracht is hij te spreken, ook de streek Si tchen spreekt hem zeer aan: "Buiten kijf is de Si tchen onder physisch oogpunt beschouwd veruit de schoonste streek van heel het Orlosvicariaat. Olmen en wilgen zonder tal bieden schaduw tegen de brandende zomerzon. Druiven, perziken, abrikozen, noten, appelen en peren in overvloed, eene weelde overal elders in den Ortos onbekend. De grond is voorzoover het geen salpetergrond is zeer vruchtbaar en raakt met doelmatige bewerking niet licht uitgeput. Tarwe, boekweit, vogeltjeszaad kortom allerlei graangewassen schieten er welig op en zelfs de rijstteelt geeft een winstgevend bestaan."Over de bevolking maakt hij zich meer zorgen, want hij vervolgt in zijn brief met: "Wat de Si tchen wint onder physisch oogpunt verliest hij evenwel onder moreel opzicht. De bevolking is veel valscher en veel meer zedeloos dan elders in Den Ortos; de Mohamedanen zijn overtalrijk en de menschen wonen voor het meerendeel in de vlakte verspreid in alleenstaande hoeven, terwijl grootere agglomeratie's slechts sporadisch voorkomen, even zoo vele hinderpalen voor eene spoedige verbreiding van het geloof."

De reis naar Ping lo duurde voor pater van Vlerken een maand en was zeer eentonig. Onderweg bezocht hij enkele dorpen in het district San tao ho, die in de laatste winter door Chinese opstandelingen waren afgebrand. Hij bezocht ook een hoeve waarin zo'n 1000 christenen met hun priesters gevlucht waren. De opstandelingen hadden de hoeve twee dagen lang beschoten, maar volgens pater van Vlerken hadden de christenen zich goed verweerd. Onder de opstandelingen waren zeker 100 doden en gewonden gevallen, terwijl er bij de christenen in de hoeve geen waren. Wel werden een veertigtal christenen die buiten de hoeve achtergebleven waren vermoord. De rellen in San tao ho duurde maar twee maanden, maar bij de christenen zat de schrik er goed in. Velen hadden hun land niet bewerkt of waren zelfs gevlucht. Ze waren in ieder geval een stuk afgedreven van het ware geloof. Dus er was werk aan de winkel. Frans verwachtte dat dat in zijn missiepost een stuk verderop niet anders zou zijn. En daar zou hij gelijk in krijgen.

Op 23 november aangekomen in Ping lo treft pater van Vlerken pater van Peer, zijn voorganger aan. Die zal nog even blijven voordat hij naar zijn nieuwe post vertrekt om van Vlerken enigszins te introduceren. Frans treft in de stad een kapel aan gevestigd in een Chinees huis, waarin de paardenuitwerpselen nog liggen. De opstandelingen hadden pater van Peer namelijk uit de stad verdreven (hij woonde nu een half uurtje buiten de stad), en hadden van de kapel een paardenstal gemaakt. Ook de woonruimtes bij de kapel zijn ernstig verwaarloosd. Frans omschrijft ze als een van de vuilste van heel de stad. Alleen het schoollokaal, gevestigd in een andere Chinese woning maakt een goede indruk. Frans maakt dan ook kennis met schoolmeester Fong sien cheng of wel meester Fong. Daar krijgt hij een goede indruk van, want meester Fong heeft niet alleen theologie gestudeerd maar spreekt ook Latijn en een beetje Frans, zodat van Vlerken met hem wat eenvoudiger kan communiceren.

Chinese afbeelding van Jezus en Maria.
Ping lo heeft veel te lijden gehad onder de opstandelingen en het aantal christenen is sterk afgenomen onder andere door de vele moorden. Van Vlerken schrijft dat hij 30 gedoopten en 70 catechumenen heeft, voorwaar een kleine kudde. Eind van het jaar moet Frans alweer naar San tao ho om zich te melden en verantwoorden bij de kerkelijke leiding. Op weg terug slaat zijn paard op hol en komt Frans zeer ongelukkig ten val. Hij wordt door een collega pater opgevangen en zijn verwondingen aan gezicht en hoofd zijn zo ernstig dat hij niet kan terugreizen naar Ping lo. Het kost hem tot half maart om te herstellen, zodat hij dan pas terugkeert in Ping lo. Daar krijgt hij van meester Fong te horen dat het hem niet gelukt is meer dan twee kinderen naar de school te krijgen. Ook verneemt Frans dat het toegezegde geld om een school te bouwen er niet zal komen. Zijn eerste opdracht kan hij niet waarmaken. Daarom zet hij in op het tweede punt van zijn opdracht. Ook dat mislukt. De christenen die er nog zijn, zijn erg bevreesd om voor hun geloof uit te komen vanwede de doodsbedreigingen die zij ontvangen. De heidenen zijn niet te bekeren volgens de pater omdat zij het ware geloof niet zien. Ze zijn alleen bereid om zich te bekeren als daar een flinke aalmoes tegenover staat. "Priester, geeft mij zoveel dan bekeer ik. Geeft gij niet dan is er geen spraak van." Aangezien Frans geen geld ter beschikking heeft, valt er weinig te bekeren. Pater van Vlerken vat het als volgt samen: "Mijn eerste missiejaar was alzoo geen jaar van blijde hoop en schitterend succes en mijn legerstede was geen bed van rozen, ik zou zelfs geneigd zijn te zeggen, dat de rozen geplukt waren en alleen de doornen restten." Het zat Frans ook niet mee. Meester Fong werd na het mislukken van de school overgeplaatst en zijn naaste buurman Pater Jan Terstappen werd ook overgeplaatst, zodat hij erg alleen overbleef. Hij had niet veel te doen en vulde zijn dagen met lezen en studeren, een leed aan de eenzaamheid. Gelukkig duurde die eenzaamheid niet al te lang. In november 1913 werd hij benoemd als professor aan het college van St. Jacques of San cheng kong en als kapelaan van de parochie aldaar. De stad Ping lo kreeg geen nieuwe pastoor, want door het gebrek aan missionarissen was er niemand beschikbaar.

Zo verliep het begin van het avontuur van missionaris Frans van Vlerken, pater van Scheut in het missiegebied Ortos in Zuid-West Mongolië. Maar hij zou nog meer meemaken. Daarover lees je op de volgende pagina.

naar de volgende pagina
naar literatuurlijst

Disclaimer

De inhoud van de pagina's van deze bijdrage is samengesteld door Rinie Weijts en Hans Verhees namens HKMyerle op basis van de onderzoek zoals dat door de hen gedaan is. Verder is gebruik gemaakt artikelen en afbeeldingen zoals die te vinden zijn in het openbaar gedeelte van het World Wide Web en het archief van HKMyerle. De samenstellers hebben deze teksten en afbeeldingen gebruikt in de overtuiging dat hiermee geen rechten geschonden worden, d.w.z. dat deze rechtenvrij zijn dan wel voor educatieve doeleinden gebruikt mogen worden. Als er opmerkingen zijn naar aanleiding van deze publicatie of de disclaimer neem dan contact op met de webmaster of het bestuurssecretariaat via het contactformulier.

naar boven


Ontwerp: Beeldmerk 
	ViziVormViziVorm | Realisatie: Bullit beeldmerk Apart InternetApart Internet | Webmaster: Hans Verhees