Palmzondag ook wel
Palmpasen genoemd is de zondag vóór Pasen, de laatste zondag van de vastentijd en de eerste dag van de Goede Week. Het is de dag waarop we gedenken dat Jezus op een ezeltje Jeruzalem binnen reed en werd binnengehaald door een juichende menigte die met palmtakken zwaaide en “Hosanna” riep. Niet iedereen leek blij, er waren er ook die angstig en boos keken. De mensen waren ook een beetje in verwarring. Veel mensen die op deze dag nog “
Hosanna" roepen, zullen daarna op Goede Vrijdag, bij de veroordeling van Jezus “
Kruisig Hem” roepen.
Na Jeruzalem binnengereden te zijn, ging Jezus naar de tempel. Daar was het een drukte van belang; er werd gehandeld en geld gewisseld. Jezus joeg alle handelaars en geldwisselaars de tempel uit, hun tafels gooide Hij om. Na deze schoonmaak kwamen er zieken naar Hem toe die Hij genas.
Zeven dagen lang herdenken christenen over de hele wereld de laatste week uit het leven van Jezus en bereiden ze zich voor op Pasen. De week voor Pasen was vroeger ook de tijd van de grote schoonmaak. Het werd lente en je kon weer werken op het land. Alles moest op orde zijn, mensen kochten nieuwe kleren om er op hun 'paasbest' uit te zien.
In de Katholieke Kerk worden op Palmzondag aan het begin van de H. Mis de groene takjes (in Nederland meestal van de altijd groenblijvende buxus sempervirens) met wijwater gezegend. Deze takjes die thuis achter de kruisbeelden worden (of mogelijk tegenwoordig ook wel: werden) gestoken zorgen op die manier voor bescherming tegen onheil. Vroeger werden de takjes ook gebruikt om in een akker of bij een stal of schuur te steken om zo een goede oogst en heil voor het vee te vragen en blliksem inslag af te weren. De palmtakjes worden bewaard tot Aswoensdag. Dan worden ze verbrand en wordt de as gebruikt om de askruisjes te zetten.
De Palmpasenoptocht is ontstaan door een vermenging van de herdenking van de intocht van Jezus in Jeruzalem en de oorspronkelijk niet-kerkelijke meiboomviering.
Het is al een lange traditie om op Palmzondag een palmpaasstok rond te dragen en tegenwoordig zien we dat deze traditie nog steeds leeft. De palmpaasstok lijkt ook wel een beetje op een boom, wat symbool is voor nieuw leven, wedergeboorte en vruchtbaarheid.
Een goede palmpaasstok wordt gemaakt van een niet te lange stok met schuin omhoog stekende takken, vaak in de vorm van een kruis, of bij gebrek aan een passende tak worden twee latten in kruisvorm verbonden. De stok wordt versierd met papier om het feestelijke karakter van de intocht te benadrukken. Daarnaast zorgt het papier ervoor dat het kruis, wat symbool staat voor de kruisiging van Jezus op Goede Vrijdag, nog verborgen blijft op deze feestelijke dag. De groene takjes, in Jerusalem was dat de palm, in ons klimaat meestal vervangen door de buxus, staan symbool voor de palmtakken waarmee de mensen langs de weg stonden toen Jezus Jeruzalem binnentrok. Verder wordt er vaak een slinger van 12 pinda’s of noten verwijzend naar de twaalf apostelen, gebruikt. Een tweede slinger met 30 rozijnen verwijst naar de 30 zilverlingen die Judas ontving voor zijn verraad. Aan de palmpaasstok hangt vaak een citrusvrucht, deze zure vrucht verwijst naar de in zure wijn gedrenkte spons die Jezus werd aangeboden vlak voordat hij stierf. Een ei of een rijtje paaseitjes verwijst naar het nieuwe leven dat bij Pasen begint, Jezus verrijst na 3 dagen uit de dood. Bovenop de stok hoort een haantje van witte brood wat staat voor de reinheid en zuiverheid, passend bij Christus. In Jeruzalem at Jezus de Pesachmaaltijd met zijn leerlingen. Dat noemen we het laatste avondmaal op Witte Donderdag. Jezus brak een brood in stukjes en deelde dit uit aan zijn 12 leerlingen. Het was de laatste keer dat Jezus at voordat hij ging sterven. Het haantje verwijst ook naar Petrus die zijn Jezus verloochent. In de nacht dat Jezus gearresteerd wordt, vragen mensen drie keer aan Petrus of hij ook bij Jezus hoort. “Nee hoor, ik hoor niet bij hem!” zegt Petrus. Na de derde keer kraait de haan… Dat had Jezus voorspeld tijdens het laatste avondmaal. Tot slot verwijst de haan naar de Paasmorgen, de ochtend van de opstanding. De haan is de eerste die de Paasmorgen begroet.
Als de kinderen in optocht met de palmpaastakken rondgingen werd daarbij een liedje gezongen: Palm-palmpasen, hei koerei, over enen zondag krijgen wij een ei. Eén ei is geen ei, twee ei is een half ei, drie ei is een paasei.
De paashaas is een verzonnen kinderritueel met een pedagogisch karakter. Want hij schonk oorspronkelijk slechts eieren aan kinderen die zich goed gedroegen. In Duitsland werd de paashaas die het voor elkaar kreeg om gekleurde eieren te leggen al in 1682 genoemd.
De eieren zijn een teken van nieuw leven. Na vastentijd een periode van 40 dagen waarin christenen geen eieren of vlees aten, was Pasen de eerste kans om weer eieren te eten.
De chocolade eieren die bij Pasen horen hebben ook met de vastentijd te maken. Oorspron- kelijk waren ze vooral voor de kinderen bedoeld. Zij hadden in de vastentijd geen snoepjes en koekjes gehad. Ouderen onder ons zullen zich zeker nog het vastentrommeltje herinneren waarin het snoepgoed werd bewaard tot Pasen. De chocolade paaseieren waren een beloning voor het goede gedrag in de vastentijd.