Waarom zitten er zo veel putten bij een huis?
Hoe maakten ze zo’n put?
Wat doet dat karrewiel onder in die put?
Waarom is dat hout niet verrot?
Wat is de betekenis van die streep donkere grond daar?
Is er ook nog iets meer gevonden?
Allemaal vragen die toeschouwers bij opgravingen op Luchen aan Henk van Sleeuwen stelden.
Sommige antwoorden kon je zelf zien als je geluk had net op het moment van het opgraven van zo’n plaggenput bij de opgraving aanwezig te zijn. Voordat Henk op de antwoorden ingaat eerst kort de geschiedenis van de archeologische onderzoeken bij de woonwijk Luchen.
In 2008 werd, nadat besloten was om Luchen te gebruiken als locatie voor het bouwen van honderden woningen, een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek ook wel aangeduidt met IVO, uitgevoerd door de Grontmij. De Grontmij heeft 119 proefsleuven in het plangebied gegraven, d.m.v. de zogenaamde ‘hagelslag’-methode: korte proefsleuven van 20 x 4 m, in een verspringend patroon, 20 m van elkaar. In totaal werd een oppervlakte van 21.500 vierkante meter onderzocht. Daarbij werden bewoningssporen aangetroffen uit de late prehistorie die nader moesten worden opgegraven en onderzocht.
In november/december 2008 en maart 2009 werd die opgraving, aangeduid met onderzoek Luchen II, gedaan door Archol. Daarbij werd bewoning uit de late bronstijd en de vroege ijzertijd aangetroffen. Als je meer over dit onderzoek wilt lezen kun je het rapport van Archol hier downloaden.
Toen de woningmarkt aantrok en het gebied van fase II vol raakte, werd fase III gestart, ook weer met een IVO. Ditmaal ging het om een zestal deelgebieden die aangeduid werden met A t/m F. In januari 2017 werd het IVO d.m.v. proefsleuven uitgevoerd door VUhbs archeologie/ VU Amsterdam. Daarbij werden in deelgebied A paalsporen aangetroffen en in deelgbied F sporen van waterputten en bewoning. In beide gebieden was verder onderzoek vereist. Al in april 2017 werd in deelgebied A het betreffende deel opgegraven door VUhbs archeologie/ Vrije Universiteit. Daarbij werd een boerderij uit de ijzertijd gevonden.
In 2020 werd het noodzakelijk ook deelgebied F aan het vereiste vervolgonderzoek te onderwerpen door de verdere woningbouw en de aanleg van ontsluitingswegen. Het onderzoek van deelgebied F werd gecombineerd met nog een IVO op een viertal andere plaatsen. Op het kaartje hierboven zie je die gebieden ingetekend staan. Op de foto hiernaast wordt gewerkt aan de proefsleuven aan het einde van de St. Catharinaweg.Vanaf 3 december worden de onderzoeken uitgevoerd door archeologen van de VUhbs archeologie/Vrije Universiteit Amsterdam. Bij het IVO van het deelgebied F waren al twee à drie putten getraceerd maar inmiddels zijn er tien uitgegraven. Acht daarvan zijn plaggenputten en twee zijn kuilen zonder versteviging van de wanden. Bij twee putten bestond de bodem uit een karrewiel. Bij drie andere uit planken. Twee putten hadden onderin een versterkte wand van houtvlechtwerk. Ten slotte was er nog een put waar de wanden voor het grootste deel werden gevormd door twee houten vaten. Ook een plattegrond van een boerderij werd opgegraven. In het hele gebied F zaten op diverse plaatsen oude greppels. Bij het graafwerk kwamen ook scherven van aardewerk en steengoed te voorschijn. Deze maken het mogelijk de putten en bewoning te dateren.
Henk van Sleeuwen is als amateur archeoloog verbonden aan Heemkundekring Myerle en was als zodanig vrijwel constant aanwezig bij de opgraving. Hij heeft ook de vele belangstellenden die de opgraving bezochten te woord gestaan en toegelicht wat er te zien was. Ook he
eft hij met het Eindhovens Dagblad gesproken over de opgraving. Het artikel dat naar aanleiding daarvan gemaakt is tref je hier aan.
Henk gaat in op de boven aan dit artikel gestelde vragen.
Voor het maken van zo’n waterput werd een diep gat gegraven. Daar werd de bodem geplaatst bijvoorbeeld een oud wiel, planken, een rand van houtvlechtwerk. Daarop begon men met plaggen te stapelen waarbij telkens rondom de kuil werd aangevuld met het zand. Die plaggen leken soms meer op “klot”, turf dus maar bij enkele putten ware het ook op graszoden. Bij die laatsten is na honderden jaren alleen het zand nog te zien. Alles wat onder het grondwaterpeil zit is redelijk beschermd tegen verrotting. Dat geldt voor plaggen maar ook voor het hout van de karrewielen, de planken bodems, de vaten en het vlechtwerk. Waarom er zo veel putten zijn laat zich gedeeltelijk verklaren door de beperkte houdbaarheid van zo’n put. Door opwellend water komt zand mee maarmee de put vervuild en gevuld raakte, waardoor die naar verloop van tijd onbruikbaar was. Een van de putten was gedeeltelijk door een oude dichtgegooide put gegraven. De twee waterkuilen hadden geen verstevigde wand en waren dus veel ruimer. De put met de twee vaten als wand had boven de vaten nog een deel met plaggenversteviging. Er is ook wel wat meer gevonden. Door het opgravingsgebied lopen donker gevulde geulen, dat zijn oude sloten of greppels. In de plattegrond van een gevonden boerderij was de bodemopbouw met onder andere leemlagen nog mooi te zien. In enkele putten zaten wat scherven. In een oude greppel zaten wat meer fragmenten van aardewerk bij elkaar. In een van de kuilen zat een groot deel van een steengoed kruik. Als je vraagt zijn er “schatten” gevonden dan moet ik je teleurstellen. Maar ook aan de fragmenten is nog te zien dat er mooi aardewerk werd gebruikt. Tot zover de antwoorden van Henk.Eind december 2020 zat het graafwerk erop. Er zijn veel foto's gemaakt en veel sporen en gevonden materialen zijn veilig gesteld. De onderzoekers konden gaan schrijven aan het rapport. Dat is inmiddels verschenen en dat kun je hier inzien.
Foto's opgraving
Hieronder tref je een aantal foto's aan die gemaakt zijn door Tom van den Heuvel en Henk van Sleeuwen. Als je op een van de foto's klikt, krijg je een grotere weergaven van alle foto's.