Oh mijn God, dit kan niet waar zijn, ik bleef drijven!
Dit droom ik.
Wat gebeurt hier?
Marie Baten, je hebt jezelf flink in de nesten gewerkt…………
Ik ben toch zeker weten geen heks! Anders had ik die waterproef toch niet gedaan! Ik heb er nota bene zelf om gevraagd!
En dan vragen ze aan mij waarom ik blijf drijven! Of ik dat verdomme weet !
Ik ben erin geluisd………
Dat moet wel!
Het is die verrekte Marten de Cuyper met zijn zieke koeien. En vlak die Henrick Maes niet uit, die twee vuilakken spelen onder 1 hoedje……… Oh mijn God, ik hang!! Ik ben er gloeiend bij!
Ze moeten me niet hier in Mierlo, ik had nooit terug moeten komen, ik had daarboven in Holland moeten blijven. Het was daar veiliger dan hier.
Ik voelde dit al aan komen toen ze me kwamen halen om Martens zieke koeien te zegenen.
Er broeide iets in die stal en dan bedoel ik niet de hennen! Ik rook de angst van de mensen, die rook ik boven de koeiestront uit.
Ik zag ze wel smiespelen, mijn buurtjes: ‘Ze is er een van Baetken Simons, de toveres’.
Maar ik heb die koeien niet ziek getoverd!
Ze hadden me al langer in het oog.
Al toen ons moeder nog leefde! Sinds ons moeder Goert Meulemans vuil aangekeken heeft, is het foute boel. Maar hij gluurt door het kelderraam naar binnen en laat ons moeder schrikken.
Verdomme wat ben ik stom geweest.
Ik versprak me gewoon door de zenuwen, dat is toch menselijk, dat kan toch gebeuren.
Wat moest ik ook weer zeggen? ‘God zegene de koe en de goede Sinte Bree'.
Dat moest ik zeggen, maar wat zeg ik met mijn stomme kop; Heer hoed de koe!
Hoe kom ik erbij!
Wat moet ik nou doen?
Bekennen?
Ontkennen?
De beul staat al klaar.
Hij zal mijn geheugen wel een handje helpen, dat zei ie net toen ik uit de molenwiel opgevist werd. Hij gaat alle botten in mijn lijf breken als ik niet alles beken. Dan ben ik afgewerkt.
Bekennen of ontkennen?
Hoe red ik mijn leven?
Hoe red ik mijn gezin?
Mijn arme kinderen, wie zorgt er voor? Die lapzwans van mij is er met een ander wijf vandoor.
Wat moet ik doen?......
Bekennen of ontkennen?
Wat moet ik doen?
Als ik nou mee werk word ik misschien niet gemarteld. Misschien zijn ze me dan genadig vanwege mijn gezin. Oh God wat ben ik bang, help me toch moeder Maria help me toch!
Ze moeten me sparen voor de kinderen.
Ik zal alles bekennen wat de heer van Grevenbroeck wil. Ik ben kotsmisselijk.
Ik ben geen heks.
Ik ben onschuldig!
Ik ben onschuldig! |
